Nadorst voor Pasen - Covid-19 in het jaar 33

Nadorst voor Pasen
Covid-19 in het jaar 33

Het was alweer zinderend warm in Jeruzalem. Op het dorpsplein waren honderden mensen bijeengekomen. Aangezien iedereen zijn anderhalve meter afstand braaf behield, stonden ook her en der mensen op de daken verspreid. Het waren vooral de gezinshoofden die die dag naar het plein afgezakt waren. Indertijd meenden ze nog dat het vooral de mannen waren die over de superieure antilichamen beschikten, en dus minder vatbaar waren voor het coronavirus. Allen hadden een doek rond de onderkant van het gelaat geknoopt, bij velen het verlengde van hun hoofddoek, die zij veelal droegen om zich te beschermen tegen de zon.

In het centrum van het plein stond de robuuste nieuwslezer met een rol perkament in z’n mollige handen. Aan z’n rechterzijde stond een Romeinse soldaat die, met z’n in stof omwikkelde hand een ander opgerold stuk perkament in toetervorm voor de mond van de nieuwslezer hield. Van tevoren was de maatregel getroffen om de enkele meters voor de nieuwslezer vrij te houden van publiek, zodat zij zeker geen druppels zouden opvangen. De lezer vatte aan:
‘Jeruzalemmers! De consuls en magistraten van de senaat, hebben deze morgen samen met de medici in het Curia Julia beslist dat de bubbel van vier personen... uitgebreid wordt naar tien personen!’
Het volk had gemengde reacties. Er klonk gejuich, maar ook ontzetting. Overal kwam er geroezemoes. Vrij centraal op het plein, stond ook Jezus met rondom zich, z'n twaalf apostelen. Allen met de social distancy tussen hen in. Jezus hoorde het woord “tien”, en begon gelijk na te denken. Enkele meters van hem stond Judas, die bij het horen van datzelfde woord naar Jezus keek, en naar alle andere apostelen rondom zich. Ergens voelde hij een bui hangen. De nieuwslezer vervolgde z’n lezing met de andere getroffen maatregelen, maar hier had Jezus allang geen oren meer naar. Hij dacht na.
De bubbel van vier, dat was geen probleem. Ik profileerde mij toen als diegene die de pijnlijke beslissing nam om te denken aan het grotere goed. Om namelijk geen van mijn apostelen toe te laten in mijn bubbel, daar vier ervan veel te weinig is. En ik dus geen extra personen in mijn gezin toeliet. Wat moet ik nu... zal ik het alweder aan Vader vragen? Wat moet ik nu...
Intussen was de nieuwslezer volop aan het verder oreren.
‘Massa-evenementen worden nog steeds niet toegelaten. Zij die hun voeten willen laten wassen, zich laten genezen of andere wonderbaarlijke zaken willen laten gebeuren, moeten dit nog steeds doen op afspraak met de secretaresse van Jezus, Maria Magdalena.’
‘Hoer!’ riep Judas gepikeerd. Magdalena, die ook enkele meters van Judas stond, keek hem kwaad aan, doch Judas zag dit niet, daar hij voor Maria stond.
‘Ook alle wijngaarden met bijhorende degustatieruimtes worden terug geopend!’ ging de nieuwslezer verder.
‘Ik geloof niks van wat die man zegt,’ zei Thomas. Hoe verder de lezer stond met het voordragen, hoe meer geroezemoes er ontstond in het publiek. Doch bleef hij steevast alles voorlezen. Jezus draaide zich naar Simon Petrus en sprak:
‘Leerling Petrus, zegge het verder dat wij ons met het gezelschap zullen terugtrekken naar de Olijfberg, alwaar ik jullie verder zal onderwijzen wat deze evoluties voor ons betekenen.’
  • ‘Zeer wel, heer.’ Simon Petrus liet de mededeling van Jezus rondgaan bij de andere volgelingen, en langzaam maar zeker kwam er beweging in het gevolg, dat zich naar de berg begaf.

In de schaduw van een olijfboom sprak Jezus zijn leerlingen toe.
‘Deze avond zal ik mijn Vader toespreken, omtrent de maatregelen.’
‘Waarom kan jij nooit zelf eens beslissingen maken, Jezus? Altijd maar die Vader, Vader hier en Vader daar. En niemand heeft ‘m ooit gezien,’ zei Judas kritisch.
‘Heb eens wat vertrouwen, Judas,’ antwoordde Jakobus. ‘Jezus zal ons heus niet onrechtvaardig behandelen. Hij zorgt er zeker voor dat we allemaal in een bubbel kunnen zitten!’
‘Daar geloof ik nu eens geen sikkepit van,’ aldus Thomas.
‘Kalm kinderen. We hebben het hiervoor al goed gedaan, als we ons blijven inzetten komt alles goed,’ bedaarde Jezus de onzekere helft van z’n apostelen.

Die avond ging hij met God spreken. Terwijl zaten z’n volgelingen nog wat na te praten op de Olijfberg.
‘Wat ik soms denk,’ sprak Johannes, ‘is dat Jezus ons gewoon het idee geeft dat we alles dankzij hem te danken hebben, terwijl we het eigenlijk allemaal zelf doen!’ Apostel Judas klapte luidop in z’n handen.
‘Heb jij dat goed ondervonden, zeg! Jij bent waarlijk de beste leerling van de klas!’ zei hij laconiek.
‘Mijn handen zijn volledig opgedroogd van ze alsmaar in te smeren met dat gegiste destillaat van druivensap,’ klaagde Simon.
‘Da’s nog het minste. Ik ben die lierspeler op het plein spuugzat. Sinds de lockdown zingt hij alle dagen een ander nummer! Hoe kan je nu zoveel inspiratie hebben, dat je elk andere dag met een lied op de proppen komt,’ zeurde Jakobus de Rechtvaardige.
‘Blijkbaar niet zo veel. Na een maand vroeg hij al aan het publiek of ze geen nummers kenden die hij kon spelen, met een andere tekst op in het Latijnse dialect,’ antwoordde Filippus.
‘Ik zal wel weer de kop van Jut zijn, jongens,’ zei Judas Iskariot. ‘Maar wie de andere twee zijn die dat copieus maal waar hij al maanden van spreekt op hun buik gaan kunnen schrijven, dat zal hij wellicht z’n geheimzinnige Vader laten beslissen.’

Intussen bij Jezus.
‘Vader, ik heb het er nooit eerder over gehad. Maar waarom kan ik alle ziektes genezen, behalve die corona?’ God had een gigantisch gewaad rond z’n kop gewikkeld, waardoor z’n gezicht nog maar eens onzichtbaar
was.
‘Zoon, corona is geen ziekte, maar een noodzakelijk kwaad. Ik liet het je niet toe het te kunnen genezen. Dit kan enkel genezen worden door de mensheid zelve. Ik gaf ze een gezant die wonderen verrichte, ik gaf ze jóú, Ikverdomme! Maar nog steeds lieten ze zich begaan en van die kleine nalatigheden die na lange loop van tijd alsmaar groter worden, zich opstapelen als etter in een overrijpe zweer.’
‘We zijn nu wel uit de ergste fase, Vader, maar zullen ze hier dan ook iets uit leren?’
‘Ik laat ze toe hieruit te leren. Maar dit virus dat ik creëerde is mijn troefkaart, Zoon. Als ik zie dat de les wat uit hun gedachten gaat, speel ik ze uit. Eens om de zoveel tijd. Voor zolang mijn schepsels zichzelf en hun naasten bezondigen. Het is een goede les, in de vorm van dit virus.’
‘Dat begrijp ik Vader. Maar hoe zit het met mijn volgelingen? Ik heb er nu twaalf. Met mezelf bij zal ik slechts negen van hun kunnen laten drinken van mijn bloed, laten eten van mijn lichaam. Ik kan geen uitzondering maken en ze allemaal toelaten. Ik moet het goede voorbeeld geven.’
‘Kan je dan geen twee feestjes houden, en op elkeen de helft uitnodigen?’ vroeg de alwetende nu eens.
‘Neen Vader, dan vergaat de gehele essentie van wat ik wil bereiken. Ditmaal kan slechts éénmaal doorgaan, van unieke aard vergaande ideeën horen niet thuis in mijn onderwijzing.’
‘Jij je zin hoor. Je weet wat je moet volgen, Zoon. Denk alleen goed na en krijg geen spijt van wat je beslist.’

De volgende dag liet Jezus z’n apostelen samenkomen op de Olijfberg.
‘Leerlingen,’ begon hij. ‘We staan aan de vooravond van fase drie van de exit-strategie van onze uitstekende senaat. Moge die te allen tijde zo professioneel en efficiënt blijven werken als nu.’
Andreas kon een spontane schaterlach niet onderdrukken. De meesten gaven hem een bedenkelijke blik als antwoord.
‘Ik heb samen met de wijnboer een plan bedacht, om ervoor te zorgen dat er tien apostelen kunnen deelnemen aan het diner van dit weekend. En diegene die er niet kunnen bijzijn, dit ook niet fysiek zouden
kunnen moesten ze willen.’
Iedereen was nu nieuwsgierig.
‘U gaat ons vergiftigen?!’ tierde Bartolomeüs verschrikt.
‘Kielhalen! Omleggen! Vierendelen! Opknopen! Verdrinken! Versmachten!’ somde Simon Petrus op.
‘Welneen, welneen, leerlingen, kalm,’ suste Jezus. ‘Ieder krijgt een glas wijn toegereikt. Van tevoren zal ik in drie van die glazen het sap van rotte druiven hebben toegevoegd. Jullie kiezen zelf welke beker jullie tot uzelf nemen. Enkel het lot zal dus beslissen. Diegene die ziek worden, zullen bij beterschap achteraf een extra beloning krijgen!’
‘Ach zo,’ zei Mattheüs. ‘Rotte druivensap? Da’s twee weken overgeven en klaar!’ Mattheüs was de relativerende van de groep. Die had eerder nog beweerd dat die vijf-broden-en-twee-vissen-truc “fel overdreven” was. ‘Het waren wel enorme broden en vissen, en die mensen hadden allemaal niet zo’n uitgesproken honger,’ had hij achteraf gezegd.
Niet iedereen was zo enthousiast over Jezus’ plan, en al zeker Judas niet. Maar na enkele sussende woorden kwamen de meesten toch bij hun zinnen.

De avond voor het maal werd het plan uitgevoerd, en dronken alle apostelen een beker wijn die ze zelf hadden gekozen leeg. Dit moest in het bijzijn van iedereen gebeuren, zodat niemand kon valsspelen. Judas was echter de meest snuggere van de groep, en had zoals iedereen de beker leeggedronken terwijl het geïmproviseerde mondmasker voor z’n neus en mond bungelde. Maar in zijn monddoek had hij een extra compartimentje ingenaaid, alwaar hij een klein kleien recipiënt had verscholen, die de al dan niet slechte wijn opving. Dat zou later bekendstaan als het onderdeel van het moderne mondkapje waar de filter moet worden in geplaatst.
Indien Judas na afloop van zijn molgedrag opmerkte dat er drie andere ziek werden, zou hij gewoon doen alsof z’n neus bloedde. Had hij gewoon een lekker glaasje wijn gemist. Als Judas opmerkte dat slechts twee andere apostelen ziek werden, zou hijzelf veinzen dat hij de derde zieke was. Dan zou hij alsnog het diner moeten missen, en ging hij gewoon buiten staan afluisteren wat er zou gezegd worden. Want Judas wist dat Jezus iets groot van plan was. Wat het ook mocht zijn. En dat wou hij niet missen, niet als aanwezige en niet als zieke.

Het eerste kneusje van de groep bleek Jakobus de Meerdere, te zijn, die zich nu wel de mindere voelde. Zijn vader Zebedeüs had z’n zoon als klap op de vuurpijl nog een rammeling gegeven ook. ‘Altijd maar dat wijn zuipen! Die Jezus heeft een slechte invloed op u! Wie z’n gat brandt, moet maar op de blaren zitten!’
De tweede ongelukkige was Andreas, die zodanig ziek was dat zijn broer Simon Petrus al dacht dat hij ging heengaan, waardoor hij voortdurend kruisjes maakte op het voorhoofd van z’n zieke broertje. Later zou dit bekend staan als het “Andreaskruis”, overal te zien op de verkeersborden die de voorrang van rechts aangeven.
De derde zieke bleef uit. De apostelen begonnen er opgelucht uit te zien, behalve Jezus, die begon het vreemd te vinden. Judas voelde dat het zijn beurt was om een sterk staaltje acteerwerk neer te zetten, en stak stiekem twee vingers achterin z’n keel tot bij z’n huig. Hij begon als bezeten te braken.
‘Jezus Christus,’ hijgde hij tussen twee braakbuien door. ‘Ik wist het!’
Jezus voelde zich aangesproken. ‘Het spijt me, Judas,’ zei hij. ‘Het is Gods weg. Het is niet anders.’

De volgende avond was er zoals afgesproken een riant maal in de feestzaal op de berg van Sion, met alles erop en eraan. En dit in een bubbel van tien personen. Het was hierdoor dat Leonardo da Vinci zijn wereldberoemde schilderij uiteindelijk op een canvas kreeg geschilderd met de afmetingen van 720 bij 480 cm, wat voor enkele decennia het standaardformaat kreeg van de videofilm. Pas na veel onderzoek door filosofen en geschiedkundigen, met als uitgangspunt “wat als alle apostelen er zouden geweest zijn tijdens het Laatste Avondmaal?”, probeerden ze het schilderij te hervormen met alle twaalf apostelen erop geschilderd, zodat het formaat van 1080 op 1920 cm tot stand kwam, iets wat nu de standaard is geworden bij digitale video’s.

Judas stond buiten te luistervinken toen hij Jezus hoorde zeggen dat iemand van z’n leerlingen hem zou verraden.
Daar mag je zeker van zijn, jij gekke snul! dacht Judas. Hierna hoorde hij Jezus de gezonde apostelen toespreken met: ‘Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe altijddurende verbond, dit is mijn Bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om Mij te gedenken.’
'Daar geloof ik nu eens geen snars van,' sprak Thomas.
Judas probeerde tevergeefs door één van de kijkgaten te turen, maar die waren veel te hoog gebouwd, en hij had er het raden naar wat binnen gebeurde. Waren zij nu waarlijk van Jezus z’n bloed aan het drinken? Vermaledijde! Toen hij zich na afloop van de maaltijd had verborgen in de struiken om vanop afstand toe te zien hoe de meeste van z’n medeleerlingen duidelijk tipsy waren van wat zij gedronken hadden, was hij ontsteld en volledig verbijsterd. Van zodra iedereen verdwenen was, ging hij in zeven haasten naar z’n twee zieke medeleerlingen. En vertelde ze dat Jezus z’n bloed voor consumptie geschikt was, en voorzeker ook nog naar rode wijn smaakte. De bleke Andreas en Jakobus hechtten hier niet veel belang aan en ziekten verder uit. Gloeiend van woede omdat Jezus de anderen van z’n bloed liet drinken en hij niet, besloot hij Jezus te gaan uitleveren bij Pontius Pilates.

Vanaf hier is alles wel vrij exact gebeurd zoals het in de bijbel beschreven staat, beminde gelovigen. Maar op het punt dat Jezus aan het kruis hing, en de apostelen één voor één de berg waarop het kruis stond verlieten, hadden Andreas en Jakobus, nu reeds genezen, elkaar bekeken en net hetzelfde
gedacht. Zij bleven als laatste achter, en Andreas haalde een kommetje tevoorschijn, dat hij onder de wonde van de half bewusteloze Jezus hield, de wonde die door de speer van een Romein was toegebracht.
‘Sorry Heer, maar we moeten het weten,’ stamelde Andreas terwijl hij naar boven in het zonlicht keek, waardoor hij enkel maar de aftekening van Jezus z’n rustende hoofd ontwaarde. ‘We zijn de enige twee naast Judas, die nog niet van uw bloed hebben mogen proeven.’
Jezus reageerde niet, en in het kommetje zat nu genoeg bloed zodat beide apostelen ervan konden proeven.

‘Wie drinkt er eerst van?’ vroeg Andreas.

‘Je hebt toch geen herpes?’ vroeg Jakobus.
‘Jij hebt toch geen corona?’ retourneerde Andreas de vraag. Hij dronk dus eerst. Na enkele slokken griste Jakobus het kommetje uit Andreas z’n handen. ‘Laat toch wat over voor mij!’ Hij dronk er nu op zijn beurt ook van. Ongeveer op hetzelfde ogenblik keken ze elkaar in de ogen na het inslikken van
Jezus z’n bloed. Op beide gezichten stond het afgrijzen te lezen. Wat een flauwe mop van Judas! Dit was overduidelijk doodgewoon bloed, niks meer en niks minder! En zij trapten erin! Stom, stom, stom van hun! Alsof het bloed van de Verlosser naar de meest elegante wijn zou smaken! Larie!
Onder een bloedende, bewusteloze Jezus stonden ze te hoesten en zich tegelijk in te houden om dit niet te veel te doen, om veroordelende blikken van eventuele bijstanders te voorkomen. Ze spoedden zich gauw naar hun huis en besloten te bidden. Voor het feit dat ze in Judas z’n walgelijke grap
waren gelopen.

Die hele nacht nog, en de dag erna. Tot de verrijzenis van Jezus, hadden Andreas en Jakobus een verschrikkelijke nadorst gehad. Nadorst tot voor Pasen. Want Jezus had dit alles gezien, en had het zijn volgelingen vergeven. Hij was bij beiden verschenen, en zei tot alle twee: ‘Al dit, omdat jullie niet tot een bubbel mochten behoren. En daarom dronken jullie m’n bloed. Door misinformatie en goedgelovigheid. Mijn bloed is niet het antwoord, jongens. Niet op verbondenheid. Niet op vergeving. Niet op corona.’ Jezus nam een beker water, hield z’n hand erboven en maakte lichte gebaren hierover. ‘Dit is het antwoord op alles.’ Hij bracht de beker naar de mond van de apostel, die hem in
het begin langzaam, maar erna gulzig leegdronk. De nadorst was prompt verdwenen.

‘Dit is mijn Bloed. Onthoudt dat. Voor altijd.’

Twitter Facebook LinkedIn Volgen


Nadorst voor Pasen - Covid-19 in het jaar 33

Het Ontdooit

Een maand vol Nadorst - Eerste bevindingen

Nadorst voor Pasen - Covid-19 in het jaar 33

Nadorst van Nieuwjaar - Het verhaal begint